Op het eerste gezicht lijken de kleren, die onze achttiende-eeuwse voorouders droegen voor ons ‘vreemd’ en ‘onlogisch’, maar wanneer we deze mode in een historische context plaatsen blijkt het een en ander echter als vanzelfsprekend uit elkaar te volgen. Aan het begin van de 18de eeuw werd het laatzeventiende- eeuwse strenge, verticale en nauwsluitende silhouet verlaten voor een soepel vallende, wijde lijn. De robe volant of sac, zoals hij in ons land werd genoemd, was oorspronkelijk bedoeld als deshabillé of informele dracht maar zou al snel aan terrein winnen buiten het boudoir. Hij bestond uit drie delen: een openvallende, enkellange japon met halflange mouwen en een stelsel van platte plooien op de rug; een driehoekig borststuk of devant-de-gorge (dat letterlijk ‘vóór de borst’ betekent) en een rok. Deze driedelige samenstelling van een japon zou de gehele 18de eeuw gehandhaafd blijven en pas na de Franse Revolutie plaats maken voor japonnen uit één stuk.