From the museum website
The museum’s hidden secrets
As from this year, sets of works from the museum’s reserves are being shown in the temporary exhibition galleries. Entitled ‘Breughel and Co.’, the first presentation sheds light on (among other things) paintings by Breughel’s sons and imitators, showing ordinary people going about their daily business. Some of the paintings are amusing, some ironic, but all expound a universal maxim.
From the museum website
Vanaf het midden van de zestiende eeuw verzamelen in het welvarende Antwerpen ook burgers kunst. Rijke kooplieden en leden van de stedelijke magistraat imiteren de aristocratische levensstijl waarvan de belangstelling voor beeldende kunst deel uitmaakt. In tegenstelling tot de adel verkiest de burgerij kleine en fijn uitgevoerde schilderijen met zeer diverse onderwerpen: bijbelse en mythologische taferelen, landschappen, portretten, stads- en zeegezichten, stillevens, architectuurstukken en genretaferelen. Het zijn dus vooral taferelen ontleend aan het dagelijkse leven met vaak een moraliserende ondertoon. De tentoonstelling vormt een beeld van de kunst van de burgerij uit de Gouden Eeuw.
Breughel en zonen
Na de dood van Pieter Breughel de oude in 1569 blijft de vraag naar zijn werk groot. Omdat er geen originele schilderijen meer beschikbaar zijn, neemt de kunstliefhebber genoegen met kopieën en imitaties. Ook de zonen van Pieter de oude – Pieter Brueghel de jonge en Jan Brueghel de oude – maken kopieën. Daarvoor maken zij gebruik van het originele werk, van gravures en van schetsen, studies en ontwerpen uit het atelier van hun vader. Op die manier zijn ook verloren gegane composities van vader Breughel overgeleverd. Van het verloren grauwschilderij Bezoek aan de hoeve bezit het KMSKA een kopie in kleur van Pieter de jonge en uitvoering in grisaille van Jan de oude. Van populaire bijbelse voorstellingen zoals de Aanbidding der koningen en de Volkstelling te Bethlehem zijn er tientallen kopieën bewaard.
Breughel en de genreschilderkunst
Pieter Breughel de oude wordt algemeen beschouwd als de vader van de genreschilderkunst. De belangstelling voor de eigen omgeving en alledaagse details is kenmerkend voor zijn composities. Gewone mensen worden afgebeeld in hun gewone doen. Toch zijn zijn genrestukken meer dan een illustratie van het alledaagse bestaan. Zij bevatten wijze levenslessen en waarschuwen voor dwaas en lichtzinnig gedrag. In de zeventiende eeuw ontwikkelt het genrestuk zich tot een specialiteit. Enerzijds blijft de breugeliaanse beeldtaal levendig, anderzijds betekent de levendige weergave van menselijke emoties, kenmerkend voor het werk van Adriaen Brouwer, een breuk met de traditie. De rauw realistische tafereeltjes van wangedrag door Brouwer vinden zowel in de Noordelijke Nederlanden bij onder meer Adriaen van Ostade als in de Zuidelijke Nederlanden bij David Teniers II en Joos van Craesbeeck navolging. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw komt er een verschuiving in de genreschilderkunst: volkse figuren worden burgers en de visie op het dagelijkse bestaan wordt positiever. De schilderijen van Jan Steen en Peter Snijers zijn hiervan mooie voorbeelden.
Stillevens
Een genre dat in de loop van de zeventiende eeuw enorm aan populariteit wint, is het stilleven. De kunstliefhebber schaft het zich niet alleen aan om louter esthetische redenen, maar ook om uitdrukking te geven aan zijn praalzucht. Verscheidene kunstenaars specialiseren zich in het onderwerp zoals bijvoorbeeld Frans Snijders, David de Coninck, Willem van Aelst. Een bijzonder origineel kunstenaar, die de uitbundige en weelderige composities van zijn tijdgenoten niet deelt, is Adriaen Coorte. Zijn kleine werken vallen op door hun geraffineerde eenvoud in de weergave van bessen en asperges.
Portretten
De zelfbewuste burger uit de zeventiende eeuw laat zich veelvuldig portretteren. Het modieuze aristocratische portret, geïntroduceerd in de schilderkunst door Antoon van Dyck, blijft toonaangevend. Zo vertaalt Carel de Moor deze stijl in de traditie van de Leidse fijnschilders. Uiterst gedetailleerd en verfijnd portretteert hij een jonge vrouw. De elegante portretten van Gonzales Coques bezorgen hem de vleiende bijnaam ‘de kleine van Dyck’.
Olieverfschetsen
In tegenstelling tot de kleine, ‘spontane’ genretaferelen bereiden historieschilders hun grote composities zorgvuldig voor door middel van tekeningen en olieverfschetsen. Deze schetsen – denkoefeningen met penseel – worden vanaf de achttiende eeuw gegeerde verzamelobjecten. De losse en zwierige penseelvoering stemt overeen met het non finito in de schilderkunst van de achttiende eeuw.
Dieren
Verscheidene zeventiende-eeuwse schilders leggen zich toe op het schilderen van levende dieren. Met wetenschappelijke precisie schildert Jan Brueghel I dieren in zijn voorstellingen van de tuin van Eden en de ark van Noach Deze encyclopedische afbeeldingen van de dierenwereld leven verder in het werk van zijn kleinzoon Jan van Kessel. Een zeer belangrijke bijdrage tot de voorstelling van dieren en jachten in de schilderkunst levert Peter Paul Rubens. Als geen ander slaagt hij erin de dierenwereld natuurgetrouw en dynamische te ‘portretteren’. Rubens’ invloed vinden we ook terug in de dierenstukken van zijn assistenten Frans Snijders en Paul de Vos.