CODART, Dutch and Flemish art in museums worldwide

Constant. In het atelier: tegen de stroom in naar essentie

Constant. In the workshop: against the flow towards essence Exhibition: 14 December 2008 - 22 March 2009

Constant (1920-2005) was one of the most important Dutch painters after 1945. This exhibition highlights his late period (1969-2005), in which he fully embraced colorism. The exhibition shows a wide selection of his work, with special emphasis on his late, coloristic works. Earlier this year the museum received an extensive collection of works from Constant’s workshop on loan.

From the museum website, 9 February 2009

In het Stedelijk Museum Schiedam is van 14 december 2008 tot en met 22 maart 2009 de tentoonstelling Constant. In het atelier. Tegen de stroom in naar essentie te zien. Eerder dit jaar ontving het museum een omvangrijk langdurig bruikleen van werken, afkomstig uit het atelier van Constant (Amsterdam 1920–2005 Amsterdam). Voor het Stedelijk Museum Schiedam is het dan ook een eer om een grote tentoonstelling van Constant te maken waarop de bijzondere picturale aspecten van zijn werk te zien zijn. De nadruk in de tentoonstelling ligt op de late periode 1969-2005 waarin Constant met volle overtuiging kiest voor het colorisme. Op de tentoonstelling wordt Constant. De late periode. Tegen de stroom in naar essentie. Une peinture nouvelle, gepresenteerd, geschreven door de kunsthistoricus Trudy Nieuwenhuys-van der Horst, Constants laatste echtgenote. Hierin beschrijft zij onder andere een aantal interessante ontwikkelingen in deze periode, die zowel de vorm als de inhoud betreffen. Voor Constant blijkt het samenvallen van vorm en inhoud nog even belangrijk als in de Cobraperiode. Tegen de stroom in, wanneer de schilderkunst in een crisis verkeert in de jaren zeventig, ontwikkelt Constant nieuwe artistieke visies en levert hij in de late periode met zijn experimenten naar ruimte en kleur een belangrijke bijdrage aan het colorisme na Cézanne. Hoewel het boek meer dan een catalogus is, is de inrichting van de tentoon­stelling tot en met de titel door het boek geïnspireerd.

Constant (A. Nieuwenhuys) is één van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars van na 1945. Zijn oeuvre is opgebouwd in een periode van meer dan vijfenzestig jaar en is veelzijdig in verschijningsvorm en samenhangend in artistieke en intellectuele zin. Het werk van Constant wordt internationaal zeer gewaardeerd, omdat hij een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de naoorlogse beeldende kunst, architectuur en stedenbouw in Europa.

Kenmerkend voor Constant is zijn jarenlange streven om tot een synthese van de kunsten te komen,waartoe architectuur en beeldende kunsten gerekend worden. Hij tracht dit zowel nationaal als internationaal te verwezenlijken door bewegingen daartoe op te richten of zich aan te sluiten bij kunstbewegingen. Niet alleen samenwerking van verschillen­de disciplines,maar ook opheffing van de professies stond hem voor ogen om een stedenbouw te ontwikkelen waar de spelende en creatieve mens centraal staat . Al in 1948 verwoordt Constant zijn visie in Manifest dat hij voor de CoBrA-beweging schreef. Aan de inhoud van dit Manifest is hij tot het einde toe trouw gebleven.

Eind jaren zestig trekt Constant zich als een kluizenaar terug in zijn atelier. Wel wordt zijn mening nog regelmatig op internationale congressen gevraagd en neemt hij deel aan vele debatten en symposia. Met name de jongere generatie architec­ten en stedenbouwkundigen zijn geïnteresseerd in de theorieën van Constant en geven aan door hem beïnvloed te zijn. Na 1969 zet Constant zijn experimenten met ruimte en kleur voort maar nu in zijn schilderijen, waarbij zijn decennialange experimenten binnen ruimtelijke vormgeving en stedenbouw hun vruchten in de compositie – op het tweedimensionale vlak – afwerpen.

De tentoonstelling Constant. In het atelier. Tegen de stroom in naar essentie laat een ruime keuze uit de ateliernalatenschap zien, aangevuld met werken van particuliere verzamelaars en musea uit binnen- en buitenland. In chronologische volgorde worden de diverse periodes in Constants oeuvre in beperkte omvang onder de aandacht gebracht. Werken uit de periode 1969–2005 waarin een interessante ontwikkeling van zijn colorisme zichtbaar wordt, zijn royaal vertegenwoordigd.

Het colorisme vindt zijn oorsprong in de Italiaanse Renaissance. Het gaat over het onderscheid tussen een schilderij opzetten vanuit tekening of direct vanuit kleur. De Florentijnen schetsten eerst met houtskool op paneel of doek en schilderden daarna met kleur, terwijl de Venetianen direct op doek schilderden, zonder schets vooraf, en daarbij gebruik maakten van kleurschakeringen en tonen. De contouren zijn bij de Venetianen eerder zachte overgangen dan de scherpe randen bij de Florentijnen.

Toen Constant in 1966 zijn tentoonstelling in het Nederlands paviljoen voor de Biënnale van Venetië inrichtte, liep hij tijdens een pauze de Galleria dell’Accademia binnen. Hij werd diep getroffen door de schoonheid van de Pietà van Titiaan (1487-1576). De eerste jaren na het zien van dit werk schildert Constant nog in de stijl van New Babylon, labyrintische ruimtes, opgebouwd uit lijnen, rasters en gekleurde vlakken. Midden jaren zeventig trekt hij opnieuw de aandacht met schilderijen op basis van een complexe literaire en politiek kritische iconografie. Daarna verdwijnen de kleurvlakken die de ruimte in het schilderij in sterke mate bepalen, om als het ware op te lossen in een ruimte die puur door kleur wordt gemoduleerd.

Constant heeft zich altijd verbonden gevoeld met het lot van anderen en had daardoor een scherp oog voor schrijnende maatschappelijke kwesties. Dit komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld Les expulsés (1999), dat de door de oorlog verdreven Kosovaren op hun massale uittocht naar Albanië toont. Een hoogtepunt is L’insurrection/De Opstand (1985) dat een universele verbeelding is van een opstand waar ook ter wereld.

Muziek en liefde zijn terugkerende onderwerpen in Constants hele oeuvre. Al vroeg zingt hij op de lagereschool in een koor. Zijn eerste instrument is een mandoline, al gauw gevolgd door viool en gitaar. Vanaf vijfenveertigjarige leeftijd komt daar het cymbaal bij. Zijn geliefde repertoire is flamenco- en zigeunermuziek en klassieke muziek met name Schuberts Winterreise. In de schilderijen zien we de liefde van Constant voor zowel mensen als dieren mooi verbeeld. In de tentoonstelling zijn zes zelfportretten opgenomen. Deze worden bij elkaar getoond. Zijn eerste dateert van 1942 en tussen 1974 en 1999 schildert Constant er vijf.

Publicatie

Tegelijk met de tentoonstelling verschijnt bij BnM uitgevers in Nijmegen de rijk geïllustreerde publicatie Constant. De late periode. Tegen de stroom in naar essentie. Une peinture nouvelle van de kunsthistoricus Trudy Nieuwenhuys-van der Horst, Constants laatste echtgenote. In deze uitvoerige beschouwing brengt zij een aantal aspecten in het oeuvre van Constant tot leven, waaronder de onderzoeker en avant gardist, en de rode draad in zijn oeuvre. Zij toont de ontwikkeling in zijn zelfportretten en belicht de thematiek en het colorisme in het werk van Constant in de periode 1969 – 2005. Zij beschrijft en verklaart de inhoud en betekenis – iconografie – van de schilderijen en toont daarmee aan dat Constant opnieuw nieuwe artistieke visies ontwikkelt en een voorloper van het postmodernisme blijkt te zijn. Met de schilderijen uit de late periode plaatst Constant zich niet alleen in de coloristische traditie van Titiaan, Delacroix en Cézanne maar levert ook een belangrijke bijdrage aan het colorisme na Cézanne.

Constant: de late periode
Trudy van der Horst
Published on the occasion of an exhibition held in 2008-09 in Schiedam (Stedelijk Museum Schiedam)
298 pp., 32 x 24 cm., hardbound
Nijmegen(BnM) 2008
ISBN-13: 978-90-89470-19-5