Jan Provoost (1465-1529), Crucifixion, ca. 1501-05, detail
Bruges, Groeningemuseum
From the museum website
This documentary presentation shows how the Flemish Primitives treated exotic elements and incorporated them into their paintings. How, for example, did they depict other races, exotic species of animals, non-European places, foreign products, other religions, etc? What did they base these depictions on? What were their sources?
At the end of the fifteenth century people’s eyes were opened by the discovery of the New World. This small exhibition examines how the Flemish Primitives reacted to that discovery. This documentary presentation shows how the Flemish Primitives treated exotic elements and incorporated them into their paintings.
From the website of kunstbus
Duiding van het project door Elviera Velghe [tentoonstellingscoördinator]
Eind 15de eeuw leven de Vlaamse Primitieven in een maatschappij die sterk aan het veranderen is. Een totaal nieuwe wereld wordt “ontdekt” waardoor men beseft dat er ook andere culturen dan de vertrouwde bestaan. Langzaamaan verwerken kunstenaars Arabische, Oosterse en later Amerikaanse elementen in hun schilderijen. Voor de late middeleeuwer stralen ze iets exotisch uit, terwijl het voor ons alledaagse kost geworden is.
Van overal komt informatie binnen over nieuwe mensen, rare dieren, onbekende gebruiken. Het is interessant na te gaan hoe kunstenaars daarop reageren. Laten de Vlaamse Primitieven exotische elementen toe in hun schilderijen? Welke wel en welke niet? Hoe verwerken ze die informatie op paneel? Waar halen ze hun inspiratie vandaan om exotische motieven te schilderen?
Het Groeningemuseum ging voor deze kleine, documentaire tentoonstelling op zoek in eigen collectie. Naast een tiental schilderijen en prenten zijn ook handschriften en oude drukken van stedelijke partners – met name de Openbare Bibliotheek en het Grootseminarie van Brugge – te bewonderen vanaf 11 mei tot 7 oktober. De opstelling is opgevat als een lopend onderzoek. Verschillende aspecten komen aan bod zoals de representatie van mensen en culturen, verre oorden, exotische fauna, enz. Uit het onderzoek kunnen we afleiden dat de Vlaamse Primitieven in vrij beperkte mate exotische” figuren toelieten op hun panelen. Zwarten werden meestal in het kader van de ‘Aanbidding van de Wijzen’ geschilderd. Op de schilderijen en de handschriften die in deze tentoonstelling te zien zijn, gebeurt dit telkens op een vrij neutrale wijze. Joden werden op de schilderijen echter erg stigmatiserend afgebeeld wat de tolerantie voor deze groep niet bevorderde. Zigeuners en moslims komen eerder zelden voor
en worden vrij stereotiep voorgesteld. Andere exotische personages – zoals Sint-Margaretha van Antiochië op het schilderij ‘Legende van Sint-Joris’ – lijken helemaal geen vreemden, maar Vlaamse hoffiguren waaruit we kunnen besluiten dat de Vlaamse Primitieven nauwelijks (een niet-gekleurde) notie hadden van de wereld buiten Europa.
Een Europeaan kan zich eind 15de eeuw een goeie voorstelling maken van Europa en de landen rondom de Middellandse Zee. Men heeft ook een vaag vermoeden over de rest van Afrika en Azië, maar een samenhangend beeld over de toen gekende wereld is niet mogelijk ook al wordt er veel gereisd. Eén van de vele reizende groepen zijn de ambachtslui en kunstenaars. Ze gaan niet alleen op reis om inspiratie op te doen of contacten te leggen met mogelijke opdrachtgevers maar ook om bestaande meesterwerken in andere steden te bewonderen. Hoewel kunstenaars uit de 15de en 16de eeuw zich
toch een beeld moeten kunnen vormen van “exotische” plaatsen door prenten, tekeningen of verhalen, situeren ze de meeste verhalen in een Vlaams aandoend decor. Zo staan op de achtergrond van de ‘Rust op de vlucht naar Egypte’ enkel op de prent van Dürer een paar palmbomen en is op de ‘Kruisiging’ door de Meester van de Lucialegende achteraan de op het Heilig Graf geïnspireerde Jeruzalemkerk van Brugge te zien.
Het laatste thema in de tentoonstelling is de fauna. In West-Europa zijn exotische dieren voornamelijk te vinden bij vorsten, pausen en adel. Ze zorgen niet alleen voor vertier en verstrooiing maar verhogen bovenal het prestige van hun eigenaars. Maximiliaan van Oostenrijk (15e eeuw) is bijvoorbeeld erg gehecht aan een leeuwenpaar en laat ze zelfs telkens overbrengen wanneer hij van residentie wisselt. Het vorstelijk park wordt aangevuld met dieren uit de Spaanse nieuw ontdekte gebieden zoals wilde buffels, struisvogels, kamelen, vier Amerikaanse kalkoenen en een papegaai.
Hoewel kunstenaars in contact komen met exotische dieren dankzij de verhoogde aanvoer vanuit de Nieuwe Wereld naar vorstelijke dierentuinen, blijven ze toch vooral inheemse dieren of de overgeleverde stereotypen voorstellen. Nochtans zijn er gelegenheden genoeg om de “nieuwe” dieren in beeld te brengen : het Aards Paradijs, de inscheping van de dieren in de Ark van Noa, de Drie Wijzen, enz.
Met deze tentoonstelling bekijkt het Groeningemuseum haar eigen collectie Vlaamse Primitieven vanuit een vernieuwend standpunt. De Vlaamse Primitieven waren schilders die leefden in een tijd dat de wereld “groter” werd. Het is opmerkelijk wat de kunstenaars wel of juist niet afbeeldden en hoe ze dat deden. De manier waarop zij omgingen met o.a. exotische aspecten zal een belangrijke stempel
drukken op het verdere verloop van de (kunst)geschiedenis.