Information from the museum, 9 January 2015
Renaissance Portraits from the Low Countries
The art of portraiture really flourished during the Renaissance. The individual was given a place in society and wealthy citizens were keen to have their portrait painted. FACES THEN is an exhibition of 50 portraits from the 16th century by masters such as Quentin Metsys, Joos van Cleve and Joachim Beuckelaer. They immortalised their contemporaries in astonishingly deft and extremely detailed, almost photorealistic paintings. These portraits were painted in the main centres of the Netherlands and often had a different role to play.
Information from the museum (in Dutch), 9 January 2015
Renaissanceportretten uit de Lage Landen
De 16e eeuw was de bloeiperiode voor het portret. Eeuwenlang genoten enkel heiligen en vorsten het voorrecht om zich te mogen of kunnen laten portretteren. Vanaf de late 15e eeuw steeg het aandeel portretkunst exponentieel mee met de economie en liet de gegoede burgerij zich steeds vaker vereeuwigen.
De werken in de tentoonstelling zijn van een sublieme esthetische kwaliteit en getuigen van het uitmuntende vakmanschap van de kunstenaars. De Lage Landen (Antwerpen, Brugge, Brussel, Amsterdam, Utrecht, HaarlemâŠ) vestigden hun reputatie als een van de belangrijkste centra van portretkunst. Kunstenaars als Quentin Metsys, Joos van Cleve, Simon Bening, Ambrosius Benson, Joachim Beuckelaer en Catharina van Hemessen vereeuwigden hun tijdgenoten in verbluffend knappe en prachtig gedetailleerde, bijna fotorealistische, schilderijen.
De tentoonstelling bevat enkele zeldzame bruiklenen, zoals het Portret van een Oude Vrouw (Musée des Beaux-Arts de Caen) van Frans Floris de Vriendt, het Portret van Jan Van Scorel (Society of Antiquaries) van Anthonis Mor of het Portret van een Man (Privécollectie) van Ambrosius Benson. Het Zelfportret (Galleria degli Uffizi) van Anthonis Mor is bijvoorbeeld een van de standaardwerken van de kunstgeschiedenis.
Portret en identiteit
Bij de kunstenaars uit de Lage Landen heerste het idee dat de waarneembare wereld Gods schepping was waaraan niet getornd mocht worden. Zij streefden daarom naar een zo natuurgetrouw mogelijke afbeelding. Door het toevoegen van kleine imperfecties, zoals rimpels, littekens of moedervlekken, probeerden ze vat te krijgen op wat de mens tot individu maakt. Ze stonden met deze visie lijnrecht tegenover de opvattingen van de kunstenaars uit de Italiaanse renaissance, zoals Botticelli, Michelangelo of Leonardo da Vinci, die de geportretteerde probeerden te idealiseren en op zoek te gaan naar het universele in de mens. De confrontatie tussen beide visies creëerde ruimte voor het experiment: kunstenaars zochten naar een synthese tussen beide visies en er ontstond in die periode een ongeziene veelheid aan interpretaties van het portret.
Het streven naar de zogenaamde âpure weergave van de werkelijkheidâ is sowieso gedoemd te mislukken. Elk kunstwerk is immers een artistieke interpretatie van de werkelijkheid door de kunstenaar. Een portret is in wezen een constructie van de identiteit van de geportretteerde, door de keuze van pose, kledij, achtergrond of attributen. Dit roept boeiende vragen op over de relatie tussen de geportretteerde en de kunstenaar, over het beeld dat de geportretteerde van zichzelf heeft en over hoe hij zichzelf wil presenteren aan de buitenwereld.