With 90 paintings and drawings, this is the first international survey of the artist’s work.
From the museum press release
Aelbert Cuyp is één van de belangrijkste Nederlandse schilders uit de 17de eeuw: een visuele dichter, wiens idyllische voorstellingen van het Nederlandse landschap verzamelaars en connoisseurs sinds de 17de eeuw betoverd hebben. Voor het eerst wordt een internationale reizende tentoonstelling rond deze kunstenaar uit Dordrecht georganiseerd: Het Gouden Land van Aelbert Cuyp is vanaf 8 juni 2002 in het Rijksmuseum Amsterdam te zien. Met bijna 100 werken, schilderijen én tekeningen, wordt zijn artistieke ontwikkeling gevolgd: van zijn vroege monochrome werken tot zijn beroemde majestueuze landschappen. De kunstwerken op de tentoonstelling zijn afkomstig uit belangrijke museale en particuliere collecties. De tentoonstelling is georganiseerd door de National Gallery of Art, Washington, de National Gallery in Londen en het Rijksmuseum Amsterdam. In Amsterdam wordt de tentoonstelling mogelijk gemaakt door Philips, founder van Het Nieuwe Rijksmuseum.
De tentoonstelling geeft een bijzonder overzicht van alle onderwerpen in Cuyps oeuvre. Centraal staan de indrukwekkende Hollandse panorama’s van stad en land, badend in het gouden licht van Italië. Het was deze bijzondere combinatie die ervoor zorgde dat Cuyp in de 19de eeuw dé hit van Engeland werd. Maar Cuyp excelleerde ook in portretten, wat blijkt uit zijn dubbelportret van een anoniem paar (cat. 26 en 27 Particuliere verzameling en Rijksmuseum Amsterdam), dat voor deze tentoonstelling voor het eerst weer bij elkaar werd gebracht. Ook op het water vond Cuyp inspiratie voor veel van zijn werken zoals zo prachtig te zien is in De Maas bij Dordrecht (cat. 28, National Gallery of Art Washington) en De haven van Dordrecht bij maanlicht (cat. 12 Walraf-Richartz-Museum Keulen). En er zijn indrukwekkende ruiterportretten van gegoede families uit Dordrecht, uiteraard rijdend door prachtige landschappen.
Cuyp bracht zijn hele leven in Dordrecht door. Een stad die, hoewel niet de belangrijkste in Holland, trots was op zijn rijke erfenis. De economische betekenis kwam voort uit de geografische ligging van de stad: het punt waar Rijn, Maas en Merwede samenkomen. Trots boven de stad torent nog steeds de Grote Kerk, symbool van de macht van Dordrecht. Hier immers vond in 1618/19 de Synode van Dordrecht plaats, waar de regels voor het gereformeerde geloof werden opgesteld en een aanvang werd gemaakt met de vertaling van de bijbel in het Nederlands (deze vertaling, de Statenbijbel, verscheen in 1637).
Aelbert Cuyp werd in 1620 gedoopt in de gereformeerde kerk en was afkomstig uit een artistieke familie. Zijn grootvader, Gerrit Cuyp, kwam uit Venlo.In 1585 werd hij lid van het Lucasgilde in Dordrecht waar hij als glasschilder werkte. Zijn zoon, Jacop Cuyp (1594-1652), was een veelzijdig schilder die bovendien een hele generatie Dordrechtse schilders lesgaf. En dan was er ook nog de oom van Aelbert, Benjamin, die zich vooral toelegde op het schilderen van religieuze scènes en herbergtaferelen. Cuyp trouwde toen hij 38 was, met de rijke Dordtse weduwe Cornelia Boschman. Op latere leeftijd werd hij zeer actief in religieuze en sociale functies in de stad. Hij stierf in november 1691 als een van de rijkste burgers van Dordrecht.
Opleiding en invloed
Het lijkt voor de hand te liggen dat hij zijn opleiding volgde in het atelier van zijn vader, alhoewel daar weinig over bekend is. Feit is dat hij en zijn vader samen schilderijen maakten, vader de figuren, zoon het landschap (Portret van een familie in een landschap, Israël Museum, Jeruzalem, cat. 3). Maar Aelbert moet ook onder invloed hebben gestaan van andere Nederlandse schilders. In de jaren ‘40 reisde hij door Nederland en bezocht plaatsen als Utrecht, Rotterdam, Arnhem, Amersfoort en Rhenen en de Rijnstreek bij Nijmegen. Ook kwam hij in contact met andere kunstenaars en stromingen. Zo zijn er stilistische overeenkomsten tussen zijn werk en het werk van de Rotterdamse kunstenaars, overeenkomsten waardoor wel gedacht is dat hij in Rotterdam een deel van zijn opleiding volgde. Dat geldt eigenlijk nog veel sterker voor zijn relatie met Utrecht. Niet alleen is er zichtbaar bewijs van zijn verblijf (tekeningen cat. 46-48) in die stad, maar de kunstenaars in Utrecht, als de gebroeders Saftleven, Roelant Saverij en vooral de Italianisanten hadden een grote invloed op zijn werk. Zo zijn de dieren en planten in Cuyps Orpheus betovert de dieren (Particuliere verzameling, Boston, cat.1) duidelijk geïnspireerd op het werk van Saverij. Vooral de Italianisant Jan Both had een grote invloed op Cuyp. Both bracht ‘het licht mee uit Italië’. Zijn evocatieve beelden van reizigers in heuvelachtige landschappen, badend in zacht ochtend- of avondlicht, openenden voor Cuyp nieuwe wegen. Het unieke (en bijzondere) in de werken van Aelbert Cuyp ligt onder meer in het feit dat hij Boths heuvels en diens licht vertaalde naar een eigen beeldtaal, een die de weidsheid van het Nederlandse landschap of de heldere atmosfeer van de vallei van de Rijn benadrukt.
Arcadië en Nederland
Het Nederland van Cuyp is een vredige wereld, een zonovergoten Arcadië gezegend met zachte briesjes en prachtige wolkenpartijen. Herders hoeden hun vee terwijl koeien en schapen tevreden grazen. Reizigers lopen over de goedverzorgde paden, genietend van de uitzichten en de pittoreske ruïnes. Boerderijen, beschut onder elegante bomen en goed verzorgde hekken en bruggen illustreren het harmonieus samenleven van mens en natuur in de jonge Nederlandse republiek.
De Hollanders geloofden dat zij een uitverkoren volk waren, net als de Israëlieten. Net als zij hadden de Hollanders gevochten tegen een buitenlandse overheerser. Na alle ellende van de tachtigjarige oorlog was de jonge Republiek der Nederlanden het beloofde land, vol welvaart en vrede. Niet voor niets gebruikten men het woord ‘vaderland’ in een tijd waarin die term alleen nog maar gebruikt werd voor Israël. Niet voor niets komt het Hollandse landschap in deze periode naar voren als zelfstandig onderwerp in de kunst. Kunstenaars als Van den Velde, Claesz Jansz Visscher en Buytewech namen aan het begin van de 17de eeuw het Hollandse landschap als zelfstandig onderwerp in hun prenten en tekeningen.
Het precedent voor dit ‘Beloofde land’, dit Arcadië, is al terug te vinden bij de Griekse en Romeinse dichters. Het is vooral Ovidius geweest die in zijn metamorfosen verhaalt van een gouden eeuw van vrede en welvaart, in een land waar de mens in harmonie met de natuur leeft, niet gehinderd door enige angst. Deze verhalen over Arcadïe waren populair in de 16de-eeuwse Italiaanse en Franse literatuur en vonden zo hun weg naar de Nederlandse schrijvers en schilders. Vol enthousiasme vertaalden zij deze verhalen naar de Hollandse actualiteit en werd de Hollandse Republiek het nieuwe Arcadië in Europa.
A Country House Artist
De opdrachtgevers van Cuyp kwamen uit Dordrecht en figureren, vaak als jagers, in zijn grote familieportretten zoals het portret van Michiel en Cornelis Pompe van Meerdervoort met hun leraar (Metropolitan Museum of Art, New York, cat 29). Het waren de regentenfamilies van de stad, die hun, (vaak onlangs),verworven welvaart luister bijzetten door dergelijke opdrachten. Cuyp maakte zelf deel uit van deze klasse: een respectabele, bestuurlijke functies en een mooi huis in de ‘goede’ straat. Zijn werk kwam echter Dordrecht niet uit en Cuyp was wereldberoemd in zijn eigen stad; zelfs in andere steden in Nederland kende men hem niet.
Hoe anders werd dit in de 18de en de 19de eeuw. Vooral Engelse verzamelaars werden verliefd op de schilderijen van Cuyp. Verliefd op de sfeer en het lichtgebruik, maar ook vanwege onderwerpen zoals paarden, de jacht en het boerenbedrijf; zaken die centraal stonden in de wereld van de Engelse landadel. Het verzamelen van werken van Cuyp is een Engels fenomeen, nergens ter wereld zijn zoveel werken van hem te vinden Zijn naam komt in 1741 voor het eerst voor in een veilingcatalogus in Londen. Vooral aan het eind van de 18de eeuw ’brak’ Cuyp goed door in Engeland. Koning George IV verzamelde zijn werk, en langzaam kregen de majestueuze panorama’s van Cuyp een ereplaats in de salons van de grote Engelse buitenhuizen. In 1890 kocht Ferdinand de Rothschild voor zijn extravagante buitenhuis Waddesdon Manor zelfs drie landschappen van Cuyp. Engelse kunstenaars als Gainsborough, Constable en Turner werden geïnspireerd door de ‘sublieme Cuyp’ (Constable) en verwerkten onderdelen uit zijn werk in hun schilderijen.
Rond 1800 was er bijna geen werk van Cuyp meer in Nederland, een recordgegeven, dat hij met geen enkele andere schilder deelt. Pas in 1965 was er de mogelijkheid voor het Rijksmuseum Amsterdam een indrukwekkende Cuyp ‘terug’ te kopen (Rivierlandschap met twee ruiters, cat . 42), een schilderij dat aan een andere tak van de Rothschild familie had toebehoord en dat Nederland in 1784 had verlaten.
Tekenaar
Eén van de grote ontdekkingen van deze tentoonstelling is de indrukwekkende kwaliteit van de tekeningen van Cuyp. Niet voor niets zijn er ruim 50 opgenomen, afkomstig uit museale en particuliere verzamelingen uit Europa en de U.S.A. In het Rijksmuseum zijn overigens meer tekeningen te zien dan op de vorige locaties van deze tentoonstelling (Washington en Londen).
Cuyps favoriete onderwerp is natuurlijk het landschap. Vijf van de zes tekeningen hebben dit als onderwerp, naast studies van planten, dieren en herders. Zijn grote panorama’s van Nederlandse steden en landschappen zijn wereldberoemd geworden. In januari 2001 werd in New York op een veiling nog 3 miljoen dollar betaald voor een dergelijk panorama. Naast dit Gezicht op Dordrecht (cat. 80,51 cm breed, J.L. Baroni, Londen) zijn er maar liefst nog zeven te zien, waarvan vijf uit de rijke Cuyp verzameling van het prentenkabinet in het Rijksmuseum.
Cuyp toont zich ook een meester in de bestudering van details in de natuur. Virtuoze observaties van bladeren en planten, studies van het meest Hollandse van alle onderwerpen, de koe én twee van de drie bekende portrettekeningen zijn tentoongesteld.
Publication
Aelbert Cuyp
Arthur K. Wheelock Jr.
Catalogue of an exhibition held in 2001-02 in Washington (National Gallery of Art) and in 2002 in London (National Gallery) and Amsterdam (Rijksmuseum)
320 pp., 29 x 24 cm.
Washington (National Gallery of Art) and New York (Thames & Hudson) 2001
ISBN 0-500-51057-1 (hardbound)
ISBN 0-89468-286-5 (paperbound)