CODART, Dutch and Flemish art in museums worldwide

Kunsttheorie rondom Rembrandt

Art theory in relation to Rembrandt Symposium: 17 October 2008

The Rembrandt House Museum and the Amsterdam Center for the Study of the Golden Age are holding a half-day symposium on 17 October on the subject of art theory in the 17th century in the Netherlands in relation to Rembrandt. There are four talks, in Dutch.

Museum announcement

De directie van Museum Het Rembrandthuis nodigt u van harte uit voor dit symposium, dat het organiseert in samenwerking met het Amsterdams Centrum voor Studie van de Gouden Eeuw.

Toelichting

Kunsthistorici hebben lange tijd moeite gehad met de vraag hoe de Hollandse ā€˜realistischeā€™ schilderkunst van de zeventiende eeuw, in het bijzonder die van Rembrandt en zijn leerlingen, zich verhoudt tegenover de traditionele humanistische opvattingen over schilderkunst zoals die zijn neergelegd in de tractaten van voornamelijk Italiaanse maar later ook Franse en Nederlandse schrijvers over kunst.

Door buiten- en binnenlandse tijdgenoten werd Rembrandt sinds 1670 in geschrifte veroordeeld als de typische vertegenwoordiger van de verkeerde manier. Maar ook Van Ostade, Van Goyen en talrijke tijdgenoten werden getroffen door de banvloek van de voornamelijk buitenlandse theoretici.

Slive en Emmens hebben beiden Rembrandts kunst onderzocht in het licht van de door humanistische auteurs geformuleerde en in de loop van de tijd steeds strenger geworden ā€˜regels van de kunstā€™. De vraag was of die ā€˜verkeerdeā€™ Hollandse manier niet alleen een eigen karakter en een eigen waarde had, maar ook een eigen, in zichzelf min of meer consistent en als zodanig formuleerbaar ā€˜systeemā€™. Slive en Emmens konden daar geen antwoord op vinden. Emmens heeft daarom zelf maar het noodbegrip ā€˜Toscaans-Romeins negatiefā€™ bedacht.

Emmens en zijn generatie waren nog grootgebracht met een kunstopvatting die alles bekeek door de bril van de beroemde Italiaanse kunsttheorie, zoals die overzichtelijk was samengevat door Blunt, Lee en anderen. Men kende wel de Nederlandse bijdragen op dit gebied, met name die van Van Mander, Van Hoogstraten en Lairesse, maar hun geschriften kon men alleen begrijpen als onbeholpen en ondeskundige interpretaties van de Italianen.

De bovengenoemde opvatting is lange tijd algemeen aanvaard geweest en is dat misschien nog steeds. Toch zijn al sinds omstreeks 1990 opnieuw onderzoekers bezig met de vraag naar die Hollandse meesters en hun eventuele eigen kunsttheorie. Zij doen dat door de Nederlandse schrijvers niet bij voorbaat te wantrouwen maar te beschouwen als vertegenwoordigers van een geheel van opvattingen dat misschien wel de naam verdient van ā€˜Nederlandse kunsttheorieā€™.

Dit onderzoek heeft alles bij elkaar al veel interessants opgeleverd. Helaas werkten de meeste onderzoekers tot nu toe los van elkaar en hun bijdragen verschenen in uiteenlopende publicaties. Er is geen gezamenlijk geformuleerd doel, laat staan een enigszins samenhangend onderzoeksplan, zelfs geen min of meer geregeld discours. Dit betekent dat collegaā€™s en zeker andere belangstellenden weinig op de hoogte zijn van de voortgang.

De initiatiefnemers willen daar iets aan doen door enkele actieve onderzoekers te laten vertellen over hun bevindingen en anderen gelegenheid te geven tot commentaar. Het programma biedt dan ook naast de korte inleidingen ruimschoots tijd voor onderlinge discussie.

Programma

13.30-14.00 Ontvangst

14.00-14.15 Bob van den Boogert: Opening en korte inleiding

14.15-14.35 Boudewijn Bakker: De taal van de schilders
Al omstreeks 1550 duiken er in de Nederlandse kunstgeschriften eigenaardige begrippen op waarvan de betekenis en de waardering niet goed passen in de humanistische kunsttheorie. Deze begrippen blijken de sleutel te vormen tot een duidelijk samenhangend ā€˜Nederlandsā€™ geheel van kunstopvattingen, dat voor het eerst is geformuleerd door Van Mander maar herkend kan worden in de teksten van latere schrijvende schilders.

14.45-15.05 Eric Jan Sluijter: De regels van de kunst en Rembrandt

De classicistisch geĆÆnspireerde geschriften van na 1670 suggereren dat de tegenstelling tussen de juiste manier en de verkeerde ā€˜Hollandseā€™ manier pas dan wordt onderkend en in negatieve zin geformuleerd. Veel elementen in die kritiek speelden echter al veel langer een rol en reflecteren controverses betreffende alternatieve richtingen in de (historie)schilderkunst waarover al sinds ruim een halve eeuw in de ateliers moet zijn gediscussieerd.

15.15-15.45 Theepauze

15.45-16.05 Thijs Weststeijn: De Nederlandse receptie van Franciscus Junius: het schilderij als ā€˜reall performanceā€™
Willem Goeree, Samuel van Hoogstraten en Gerard de Lairesse ontleenden een basisidee aan de retorische theorie van Franciscus Junius. Het betreft de opvatting dat de beschouwer meent lichamelijk aanwezig te zijn in de verbeelde narratieve episode. Het schilderij wordt opgevat als performatieve kunstvorm die een beroep doet op alle zintuigen.

16.15-16.35 Ernst van de Wetering: De ā€˜grondenā€™ van de schilderkunst van Van Mander tot Van Hoogstraten
De afstand in tijd en stijl maakt dat Van Mander en Van Hoogstraten doorgaans gezien worden als auteurs met totaal verschillende opvattingen over de grondslagen en het wezen van de schilderkunst. Bij nadere bestudering blijkt dat zij een verwante terminologie en hetzelfde raamwerk van begrippen hanteren, maar terwijl het raamwerk niet verandert, verandert de invulling daarvan wel degelijk.

16.45-17.00 Afsluitende discussie

17.00-18.00 Borrel

Indien u aan dit symposium wilt deelnemen, verzoeken wij u vriendelijk u vĆ³Ć³r 1 oktober a.s. aan te melden via: bcvandenboogert@rembrandthuis.nl