Museum press release
Het rococo is de meest kenmerkende stijl van de 18de eeuw. Krullen, zwier, verfijning en lichte kleuren bepalen ons beeld van die tijd. Ook Nederland was in het midden van deze eeuw geheel in de ban van deze moderne stijl. Toch is het rococo in Nederland een onbekende, zelfs wat miskende, stijl. Van 3 november 2001 tot 3 februari 2002 brengt het Rijksmuseum Amsterdam daar verandering in. In de grote wintertentoonstelling Rococo: Nederland aan de zwier wordt een vergeten periode weer op de kaart gezet met een keuze van meer dan 250 stralende en fantasievolle kunstvoorwerpen. Ze worden gepresenteerd in een sprookjesachtige inrichting van de hand van de bekende ontwerper Paul Gallis.
Een rijke betimmering uit een lang geleden afgebroken Amsterdams grachtenhuis, zilveren serviezen, tuinbeelden, porselein, glas, meubelen en portretten… tezamen brengen deze objecten de elegante wereld van de 18de eeuw tot leven. Door de radicale afwijzing van het rococo in de 19de eeuw zijn veel van de meest spectaculaire voorbeelden van deze stijl aan het buitenland verkocht en worden ze lang niet meer als Nederlands herkend. Andere voorwerpen zijn pas kort geleden ontdekt, zoals een groot Haags zilveren servies uit de verzameling van de Groothertog van Luxemburg, het enig bewaard gebleven hofservies uit die tijd.
Rococo: een buitenlandse stijl in Nederland
Het rococo is een fantastische, in wezen abstracte stijl, die niet gebaseerd is op de regels van architectuur maar die zijn inspiratie ontleent aan de natuur. De oorsprong van het rococo is Frans. In de late jaren ’20 en de vroege jaren ’30 onstonden in Parijs kunstwerken waarin de ‘rocaille’, een grillig, asymmetrisch en quasi-natuurlijk ornament, centraal staat. Deze objecten zijn niet langer opgebouwd uit gescheiden delen, zoals een voet en een bekroning. Ze rijzen in een grillige beweging op, als een plant of een boom. In een interieur gingen wanden, plafonds en meubelen organisch en zonder scheiding in elkaar over: een Gesamtkunstwerk. Schelpen, rotsen, golven en bladeren vormen de cruciale elementen van het rococo. Doordat Frankrijk het centrum van luxe goederen voor Europa was, raakte deze nieuwe stijl overal bekend. Buitenlandse kunstenaars bestudeerden in Parijs de nieuwe stijl, objecten werden aangekocht en vanaf 1734 zorgde een stroom van prenten voor een Europese verspreiding van de stijl van het rococo.
Ook voor Nederland was Frankrijk de belangrijkste bron. Objecten werden vanuit Frankrijk meegenomen, Franse, Duitse en Italiaanse kunstenaars en ambachtslieden kwamen in Nederland werken en de eerdergenoemde prenten speelden een belangrijke rol. Eerst werden er geïsoleerde ornamenten overgenomen, later kwamen er opdrachtgevers die hele interieurs met ‘ornamenten na den nieuwsten zwier’ bestelden. Het rococo beheerste de mode ongeveer 35 jaar, van 1735 tot 1770. Toen zette de reactie van het neoclassicisme in. De grillige voortbrengselen van de rococostijl werden al snel verguisd. Bovendien werd Nederland vanaf het begin van de 19de eeuw – na de Franse overheersing – beheerst door een nationaal, anti-Frans gevoel. Veel kunstvoorwerpen in de ‘buitenlandse’ stijl werden over de grenzen verkocht. Dit is de reden waarom zo veel van de bruiklenen voor deze tentoonstelling uit particuliere en openbare verzamelingen uit het buitenland afkomstig zijn.
Een wandeling door de tentoonstelling
De bezoeker komt de tentoonstelling binnen via een voorhof: een rococo-trappenhuis in het Rijksmuseum die tot tuin is herschapen. Daar wordt aandacht besteed aan het rococo-ornament in tuinvazen en beelden, zoals een fantastische buste van een faun van Van Logteren (Fundaçao Gulbenkian, Lissabon). Vervolgens wordt door middel van een aantal spectaculaire buitenlandse voorbeelden het rococo als stijl geïntroduceerd: zo worden er gigantische porseleinen vazen uit Berlijn, een geschenk van koning Frederik de Grote van Pruisen aan zijn nichtje Wilhelmina, de vrouw van stadhouder prins Willem V (Paleis Het Loo) en een enorm verguld zilveren tafelstuk uit Parijs (Grimsthorpe and Drummond Castle Trust) voor het eerst tentoongesteld buiten Engeland.
Willem IV, de prins van het rococo
Tijdens zijn korte regeringsperiode (1747-1751) probeerde stadhouder Willem IV het rococo als hofstijl te introduceren. Een introductie die in Nederland nodig was: al sinds de dood van Willem III in 1702 was er geen stadhouder geweest, en dus ook geen hof én geen opdrachten. De jonge prins spiegelde zich echter aan de voorbeelden van zijn twee bekende familieleden: Frederick, de Prins van Wales, én Frederik de Grote in Berlijn. Beiden stimuleerden de kunsten met schitterende opdrachten. De nieuwe stadhouder begon in 1747 dan ook voortvarend. Hij plande verbouwingen, riep zijn architect terug uit Parijs en vroeg de voormalige Portugese ambassadeur, Louis da Cunha, om hem in Parijs te adviseren inzake kunstaankopen. Door zijn vroege dood is deze onderneming in de kiem gesmoord, maar enkele voorwerpen getuigen op de tentoonstelling van zijn vorstelijk mecenaat: twee grote, vergulde standaarden voor kandelaars van de Italiaanse beeldhouwer Carlini (Koninklijke Verzamelingen, Paleis Huis ten Bosch), twee rijkversierde stadhoudersstoelen uit 1747 (Rijksmuseum Amsterdam) en een aantal kostbare gouden voorwerpen. De indrukwekkende marmeren bustes van de prins en zijn vrouw Anna van Hannover (Mauritshuis, Den Haag) en van Da Cunha (Rijksmuseum Amsterdam) zijn van de hand van de bekendste beeldhouwer uit die tijd: Jan Baptist Xaverij.
Amsterdam en Den Haag
De voornaamste centra van het rococo in Nederland waren Den Haag en Amsterdam. Elke stad kende een eigen stijl. Den Haag onderscheidde zich door een voorname eenvoud, Amsterdam koos voor een rijke, minder subtiele, pronk. Een keur van zilveren objecten uit beide steden maakt deze verschillen zichtbaar, aangevuld met zilver uit andere steden. Veel van dit zilver is afkomstig uit particulier bezit. Het wordt omgeven door portretten van 18de-eeuwse Nederlanders in hun kleurrijke kleding, met de oorspronkelijke, exuberant gebeeldhouwde lijsten.
Het interieur
Amsterdamse beeldsnijders en meubelmakers hebben zich uitgeleefd in verbluffend knap versierde meubelen en betimmeringen. De rijkste kamer die ooit in Amsterdam is gemaakt is afkomstig uit een huis aan de Keizersgracht dat aan het einde van de 19de eeuw is afgebroken. Tot 1970 was de betimmering tentoongesteld in het Stedelijk Museum, maar daarna is hij in depot opgeslagen. Voor het eerst sinds dertig jaar zijn de belangrijkste onderdelen van de kamer weer te zien. Dankzij een grondige restauratie kunnen ze in hun volle glorie worden getoond. Charmante rococo-interieurs zijn geschilderd op een unieke kast uit Den Haag, afkomstig uit een particuliere verzameling in Engeland.
Aan tafel!
De eettafel was een centraal aandachtspunt voor 18de-eeuwse kunstenaars. Twee zilveren serviezen worden hier tentoongesteld: een servies dat cadeau is gegeven bij een Rotterdams huwelijk in 1770 (particuliere verzameling) en een Haags servies dat is gemaakt voor Prinses Carolina, de zuster van stadhouder Willem V, en haar man, de vorst van Nassau-Weilburg. Het is onlangs ontdekt in de Groothertogelijke verzameling in Luxemburg. Ook zijn er prachtige voorbeelden van kunstig gegraveerd glas, porselein en aardewerk en een ware parade van verschillende eetkamerstoelen.
Finale
Franse, gefineerde meubelen hoorden in de rococo-eeuw tot de felst begeerde kunstwerken van Europa. Ook in Nederland werden deze meubelen rond 1770 nagemaakt. In Den Haag door Matthijs Horrix voor het Haagse hof bijvoorbeeld, in Amsterdam door Andries Bongen. Veel van deze verfijnde meubelen verdwenen in de anonimiteit naar het buitenland, waar pas door recent onderzoek hun Nederlandse identiteit achterhaald kon worden.
Rond 1770 was het rococo over zijn hoogtepunt heen: de stijl had niet meer die wilde exuberantie, die zwierige stijl van een aantal decennia eerder. Rococo werd keuriger, afgewogener en week uiteindelijk voor de nieuwe, strenge stijl van het neoclassicisme.
Al eerder, in 1996, besteedde het Rijksmuseum aandacht aan een vergeten periode. In de succesvolle tentoonstelling De Lelijke Tijd maakte het publiek kennis met de voorbeelden van de 19de-eeuwse neostijlen. De rococo-tentoonstelling is door hetzelfde team van specialisten samengesteld. Zij zijn ook verantwoordelijk voor de catalogus die naast beschrijvingen van de tentoongestelde voorwerpen vier essays bevat over het rococo in Nederland.
De tentoonstelling wordt ingericht door Paul Gallis, bekend van onder meer zijn werk voor Toneelgroep Amsterdam. Een aantal steekwoorden uit zijn sensationele ontwerp: schelpenvitrines, parels en rozenblaadjes…
Publications
Rococo in Nederland
Reinier Baarsen, with contributions by Dirk Jan Biemond, Jan Daan van Dam and others
Catalogue of an exhibition held in 2001-02 in Amsterdam (Rijksmuseum)
330 pp., 30 cm.
Zwolle (Waanders) 2001
ISBN 90-400-9577-9 (hardbound)
Rococo: Nederland aan de zwier
Anneke van Huisseling and others
Museum book for visitors to exhibition of same title, held in 2001-02 in Amsterdam (Rijksmuseum)
[126 pp.], 16 x 8 cm.
[Amsterdam (Rijksmuseum) 2001]
No ISBN
English edition: Rococo: a riot of ornament