CODART, Dutch and Flemish art in museums worldwide

Trou moet Blycken 1503 – 2003: De kunstschatten van de Haarlemse Rederijkerskamer

The Art Treasures of Haarlem's Chamber of Rhetoric Trou moet Blycken Exhibition: 17 May - 16 August 2003

Curator

Pieter Biesboer

From the museum website

This year, Haarlem’s Chamber of Rhetoric Trou moet Blycken celebrates its fifth centenary. Rhetoricians used to recite poetry and perform morality plays on feast days. Every year national drama contests, known as landjuwelen, were held where prizes were awarded. In 1606 it was Haarlem’s turn to play host. This is how Trou moet Blycken came by its art treasures: 15 shields showing moralistic scenes, some silver and a book collection. The shields were carried in when the participants made their entrance at the Haarlem drama contest in 1606 and were presented to Trou. Each shield bore a moralistic scene, coats of arms and the motto of the respective chamber. Chambers of Rhetoric from well-known cities took part in the Haarlem contest, but so did some villages from South Holland. These rare shields are included in the exhibition, as is a collection of special 18th-century commemorative glasses belonging to Trou. Nowadays Trou is a gentlemen’s club.

TROU MOET BLIJCKEN. De kunstschatten van de Haarlemse Rederijkerskamer, by Pieter Biesboer

Het Haarlemse Rederijkersgezelschap Trou moet Blijcken viert dit jaar haar vijfhonderd jarig bestaan. Eén van de belangrijkste onderdelen van het feestprogramma is een tentoonstelling van de kunstschatten van Trou in het Frans Hals Museum van 16 mei tot 14 augustus. Trou is in bezit van een aantal unieke kunstvoorwerpen: een reeks blazoenen die in 1606 ter gelegenheid van een groot Landjuweel zijn gemaakt door de deelnemende rederijkerskamers en toen geschonken werden aan Trou. Verder is er een zilveren beken uit datzelfde jaar 1606 en een unieke draagband met zilveren schildjes, die gedragen werd door de knecht van Trou.

Rederijkersgezelschappen ontstonden in de 15de eeuw in de steden in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden. Zij beoefenden de dichtkunst en voerden op hoogtijdagen in de steden hun zelfgeschreven zinnenspelen op. Zo is bekend dat Trou in 1503 bij het bezoek van Philips de Schone aan Haarlem voor het vorstelijk gezelschap optrad. Landelijk werden jaarlijks wedstrijden georganiseerd, waarop rederijkerskamers uit verschillende steden optraden. Op deze zogenaamde landjuwelen waren prijzen te winnen. Vanaf de oprichting heeft Trou verschillende malen mee gedaan aan dergelijke landjuwelen. Pas in 1606 viel de Haarlemse kamer de eer te beurt zo’n prestigieus landjuweel te organiseren. De belangrijkste kunstschatten die nog bewaard zijn gebleven in Trou houden hiermee verband.

Het was traditie dat de deelnemende Rederijkerskamers op de eerste dag van het landjuweel in een feestelijke optocht hun intrede deden in de stad. Elke kamer werd voorafgegaan door hun knecht die hun blazoen droeg, dat bestond uit een beschilderd schild met een zinnebeeldige voorstelling, heraldische wapens en de lofspreuk van de betreffende kamer. Aangekomen op de Grote Markt bij het toneel, dat daar opgericht was, stelde elke kamer zich voor in bloemrijke versregels en overhandigde daarna zijn blazoen aan Trou. De blazoenen van alle deelnemers zijn bewaard gebleven en vormen nu een uniek ensemble dat nog steeds in het bezit is van Trou en de wanden van de vertrekken van de sociëteit van Trou sieren. Ter gelegenheid van de tentoonstelling zijn zij voor het eerst sinds lange tijd in het openbaar te zien in het Frans Hals Museum. Zo zijn er blazoenen van de steden Amsterdam, Leiden, Gouda en Schiedam en een aantal Zuid-Hollandse dorpen, veertien in totaal. Het blazoen van Haarlem, van Trou zelf, is ontworpen door Hendrick Goltzius en geschilderd door Frans Pietersz de Grebber, die op dat moment de belangrijke kunstenaars waren in Haarlem.

Het landjuweel is uitvoerig beschreven in een schitterend met gravures verlucht boekwerk dat in opdracht van Trou werd gedrukt door Zacharias Heyns. Een aantal exemplaren werd speciaal in leer ingebonden en aangeboden aan de Burgemeesters van Haarlem. Hiervan wordt één exemplaar afkomstig uit de Haarlemse Stadsbibliotheek op de expositie getoond.

Een ander zeldzaam kunstvoorwerp is de bandelier die de knecht van Trou op het landjuweel droeg. Het is een rode zijden fluwelen sjerp, waarop in zilveren letters de lijfspreuk van de Haarlemse rederijkerskamer is bevestigd: TROU MOET BLIJCKEN. Verder is de bandelier met zilveren schildjes versierd, die de knecht overhandigd kreeg bij zijn bezoek aan de rederijkerskamers om de uitnodiging voor het landjuweel te bezorgen. Als teken dat de betreffende kamer van plan was om deel te nemen, kreeg hij een zilveren insigne mee met het zinnebeeld van de betreffende kamer. Alle insignes die hij in ontvangst nam werden aan de bandelier genaaid. Het insigne van Trou zelf was al eerder op de bandelier bevestigd, evenals een zilveren draagteken van het St. Joris Schuttersgilde, waaraan een voetboog was bevestigd en dat voorzien was van een voorstelling van St. Joris te paard die de draak doodt in een ronde, geornamenteerde omlijsting.

In de eigenlijke wedstrijd zelf waren 29 prijzen te winnen, het grootste gedeelte door de kamers, maar ook enkele voor individuele prestaties. De eerste prijs voor het spel van zinnen was een verguld zilveren dekselbokaal van 24 loot (een plaatselijke gewichtseenheid) en degene die het mooiste dichtregels declameerde kreeg een verguld zilveren drinkbekertje van 6 loot. Van alle uitgeloofde prijzen is er slechts één bewaard gebleven: de prijs die de kamer van Vlaardingen had gewonnen, omdat hun broeders de grootste afstand hadden afgelegd om naar Haarlem komen. In een inscriptie op de beker wordt dit gememoreerd. De beker is een aantal jaren geleden met hulp van één van de broeders van Trou in bezit gekomen van het Frans Hals Museum. Hij bleek te zijn gemaakt door de Haarlemse zilversmid Outger Arisz Akersloot en is behalve zijn meesterteken voorzien van de Haarlemse zilverkeur en de jaarletter I voor 1606.

Naast het organiseren van het landjuweel was Trou betrokken bij de loterij voor de bouw van een oude mannenhuis. Als thema voor de rederijkerswedstrijd werd de naastenliefde gekozen, waarbij de barmhartige werd beloond en de gierigaard gestraft. Door de rederijkerskamers werden landelijk in de steden en dorpen van de deelnemers aan het landjuweel loten verkocht. Dankzij hun inspanningen kochten leden van de kamers voor 1200 gulden loten, voor die tijd een grote som geld! Het voorgeschreven thema van het landjuweel de naastenliefde en speciaal de zorg voor de oude medemens wordt in een aantal blazoenen verwerkt, zoals bijvoorbeeld in het Haarlemse blazoen, waarin Aenaeas, die zijn oude vader op zijn rug meeneemt uit het brandende Troje wordt voorgesteld en het verhaal van de Cimon, die in de gevangenis door zijn dochter Pero aan de borst wordt gevoed, voorbeelden van liefde voor de familie uit de Romeinse, klassieke literatuur. In het midden in een ruitvormig veld is de kruisiging van Christus voorgesteld, het symbool van de christelijke liefde.

De kerkenraad van Haarlem stelde de openbare optredens van Trou niet zo op prijs. Herhaaldelijk maakten zij bezwaar bij het stadsbestuur, dat welwillend bleef ten opzichte van de rederijkers. Zij luisterden nog steeds allerlei door de stad georganiseerde ontvangsten op met spelen, tableaux vivants en komedies. De opkomst van het professionele theater verdrong de traditionele spelen van de rederijkers meer en meer. Hun uitvoeringen werden als ouderwets en langdradig beschouwd. Trou veranderde meer en meer in een besloten gezelschap dat niet meer in het openbaar optrad en vanaf het laatste kwart van de zeventiende eeuw veranderde de rederijkerskamer tot een herensociëteit. Uit de periode daarna dateren een collectie achttiende-eeuwse glazen en een aantal zilveren couverts. Zoals gebruikelijk was in de achttiende eeuw werden voor bepaalde hoogtijdagen en feesten speciale glazen besteld met een voor die gelegenheid passende decoratie. Trou bezit een bescheiden, maar unieke collectie, die in de tentoonstelling wordt gepresenteerd. De couverts worden gebruikt bij het traditionele Catharijnenmaal, de jaarlijkse hoogtijdag van Trou die sinds de oprichting wordt gevierd op de naamdag van de Heilige Catharina in het sociëteitsgebouw in de Grote Houtstraat. Van de rijke geschiedenis die achter de gevel van dit voorname huis schuil gaat kunt u nu in het Frans Hals Museum kennis nemen.