The museum shows almost a hundred etchings by the engravers Boëtius (Bote) and Schelte à Bolswert. The brothers made many prints (more then 740 works). The exhibition also shows a unique painting by Schelte. The exhibition is accompanied by a monographic publication.
Publication
Van Bolswert naar Antwerpen: Gouden Eeuwgravures naar Bloemaert, Rubens en Van Dyck
Edited by Drs. Tjebbe T. de Jong, with contributions by Drs. Tjebbe T. de Jong, Dr. Anique C. de Kruijf, Dr. Evelyne M.F. Verheggen en Dr. Gerdien Wuestman
28 x 22 cm, 192 pp, 170 afb.
Bolswart (Titus Brandsma Museum) 2013
ISBN-13: 978-94-6228-077/9
From the museum’s press release
Voor de liefhebber van Gouden Eeuw kopergravures en devotiegrafiek is deze zomer Bolsward the place to be. In het Titus Brandsma Museum zijn tot en met 7 september een kleine honderd werken uit binnen- en buitenlandse musea van het wereldberoemde oeuvre (meer dan 740 werken) van Boëtius (Bote) en Schelte à Bolswert te zien. Een internationale primeur, want aan het werk van de Friese broers is nooit eerder aandacht besteed. Een monografie die tegelijk met de expositie wordt uitgebracht, haalt hen definitief uit de vergetelheid. De expositie is een cadeau van het jubilerende Sint Anthony Gasthuis (550 jaar), dat zelf een kleine collectie van Bolswert bezit.
Precies tegenover het jubilerende Gasthuis in Bolsward woonde het gezin van Adam Bottezoon, waar de broers Boëtius (1580-1633) en Schelte (1586-1659) geboren werden. Aan de vooravond van de Gouden Eeuw trokken de Bolswarders naar Amsterdam waar zij zich met de naam à Bolswert tooiden. De broers bekwaamden zich in het ambacht van de kopergraveur en werkten nauw samen met schilders als David Vinckboons, Gillis van Coninxloo, Michiel van Mierevelt en Abraham Bloemaert. Bekendste werken van Boëtius uit die periode is De beurs van Amsterdam (1609), het Portret van Willem Lodewijk van Nassau (naar Van Mierevelt) en een grote serie boerderij- en landschapsprenten naar tekeningen van Bloemaert. Van de jonge Schelte is een indrukwekkende Intocht van Jezus in Jeruzalem (naar Van Coninxloo) bekend.
Primeur: onbekend schilderij van Schelte
Niet tevreden met de godsdienstige situatie in het gereformeerde Amsterdam verhuisden de katholieke broers in 1617 naar Antwerpen, de ‘stad met een katholiek gelaat’. Uit de periode vlak voor hun vertrek stamt het enige schilderij dat de signatuur draagt van Schelte à Bolswert, een Tenhemelopneming van Maria geïnspireerd op tekeningen van Abraham Bloemaert. Het bestaan van dit werk (olieverf op doek, 100 x 76 cm.) was vaag bekend, maar nergens gedocumenteerd. Het Titus Brandsma Museum is erin geslaagd het schilderij in Zuid-Duitsland bij een particulier te traceren, die het voor de expositie in bruikleen gaf. Uit het onderzoek door het SRAL in Maastricht bleek de authenticiteit van de signatuur.
Naar Antwerpen: Rubens
In Antwerpen slaagden Boëtius en Schelte er binnen korte tijd in zich een plaats te verwerven tussen de succesvolste graveurs van de Zuidelijke Nederlanden. Schelte, de jongste van de twee, werd door een tijdgenoot zelfs ‘den principaelsten meester van Antwerpen’ genoemd. Het beste bewijs voor de kwaliteit van hun werk is wel dat Peter Paul Rubens en Anton van Dyck, topschilders der Vlaamse barok, zowel Boëtius als Schelte langdurig in dienst namen om hun schilderijen in prent te laten brengen. Waar de immer kritische Rubens aanvankelijk jonge, nog kneedbare graveurs in dienst nam en nauw toezag op hun werk, vormden zijn veelvuldige afwezigheid vanwege diplomatieke activiteiten in de jaren 1620 aanleiding om nu ervaren, zelfstandige graveurs aan te trekken. Negen werken werden onder toezicht gesneden, waaronder Boëtius’ Christus aan het kruis (Le Coup de Lance) en Het oordeel van Salomo (het beeldmerk van de expositie) tot de bekendste behoren. Ook na Rubens´ dood gaf Schelte vele tientallen prenten naar de grote schilder uit (waaronder diens Grote en Kleine landschappen). Van de originele koperplaten door Boëtius en Schelte gegraveerd zijn enkele exemplaren in de expositie te zien.
Samenwerking met velen
Naar Anton van Dyck sneed Schelte naast veel episoden uit het leven van Maria en Christus, zeven portretten uit de Iconographie. In deze portrettenserie werd ook een beeltenis van Scheltes hoofd zelf opgenomen (op het lichaam van een ander). Tevens dong een keur aan andere schilders naar de diensten van de broers, onder wie Gerard Seghers, Theodor Rombouts, Jacob Jordaens, Erasmus Quellinus en Abraham van Diepenbeeck. De samenwerking legde met name Schelte geen windeieren: hij kon grote sommen vragen voor zijn werk. Voor een uit vier platen bestaande historieprent voor de stad Gent in 1653 vroeg – en kreeg – Schelte 2.500 gulden (zijn naaste concurrent had het voor 1.500 gulden willen doen).
Devotiegrafiek
Uitzonderlijk aan de broers is dat zij zich naast kunstgrafiek eveneens toelegden op devotiegrafiek, een kunstvorm die kenmerkend is voor de contrareformatie van de vroege 17de eeuw. De heersende gebeds- en meditatiepraktijk was dat de gelovige zich in een persoonlijk gesprek met God via de prent met alle zintuigen (smaak, reuk, tastzin, gehoor en gezicht) verbeeldde aanwezig te zijn bij de afgebeelde handeling, situatie of gebeurtenis uit het leven van Christus of een heilige.
Vooral Boëtius à Bolswert ontleent hieraan zijn internationale reputatie. Voor zes devotieboeken, met name geschreven door paters jezuïeten, sneed hij bijna tweehonderd illustraties. Vooral de afbeeldingen uit het boek Pia Desideria (1624) van Herman Hugo zouden een lang leven beschoren zijn. Niet de tekst, maar de afbeeldingen bezorgden het boek maar liefst 150 (!) herdrukken, vertalingen en bewerkingen in meer dan twintig Europese landen. Opmerkelijk feit dat daar ook tal van protestantse uitgaven behoorden. Tot aan de 18de eeuw ontdekten naast katholieken ook doopsgezinden, piëtisten, lutheranen in de prentjes van Bolswert een dankbaar instrument om hun innerlijke relatie met God te verdiepen.
Lezingen
Op dit onderwerp promoveerde in 2012 dr. Feike Dietz (28), docent-onderzoeker bij de afdeling Vroegmoderne Nederlandse letterkunde van de Universiteit Utrecht. Over de eeuwen omspannende internationale reis die Boëtius à Bolswerts prenten door confessies, naties en media hebben afgelegd, geeft zij op 2 juli a.s. een lezing. De andere expositielezing is van dr. Gerdien Wuestman (11 juni). Zij doet uit de doeken wat de graveerkunst van Boëtius en Schelte à Bolswert zo superieur maakte en hoe het kwam dat hun namen uiteindelijk toch in vergetelheid zijn geraakt.
Monografie
Tegelijkertijd met de expositie komt een monografie uit, waarin zowel de reproductiegrafiek als de devotiegrafiek ruimschoots aan bod komen. Het eerst aspect is beschreven door dr. Gerdien Wuestman (Rijksmuseum / Vereniging Rembrandt), het tweede door dr. Evelyne Verheggen (bisdom Rotterdam) en dr. Anique de Kruijf (Museum Catharijneconvent). De andere twee hoofdstukken door de museumstaf behandelen de biografie van de broers en de receptie van hun werk in Fryslân. De publicatie bevat 192 pagina’s en 170 afbeeldingen.
Cadeaus
Expositie en monografie zijn een cadeau aan de samenleving door het Sint Anthony Gasthuis dat in 2013 zijn 550-jarig jubileum viert. Aanvankelijk bood het Gasthuis (vanaf minstens 1463) kortdurend onderdak aan passanten die geen onderkomen hadden of konden betalen. Vanaf de 17de eeuw bood het Gasthuis huisvesting en voeding aan ouderen die zich via een bedrag inkochten. Deze huisvestingsfunctie bestaat nog steeds. Daarnaast behoort het Gasthuis tot de belangrijkste charitatieve instellingen van de stad Bolsward. In dat kader passen deze cadeaus.